woensdag 15 maart 2017

Kracht van kinderopvang stopt niet bij dertien jaar


Elk jaar stappen 150.000 kinderen van een voorschoolse voorziening over naar het basisonderwijs. Een mijlpaal in een kinderleven, daarom zorgen kinderopvangorganisaties met een warme overdracht dat elk kind een goede start krijgt op de basisschool. Ook (scheidend) minister Asscher benadrukt dat het belangrijk is dat de informatie en kennis over de ontwikkeling van het individuele kind niet verloren gaat. Dankzij de ontwikkeling van integrale kindcentra, waarbinnen alle pedagogisch professionals nauw samenwerken, wordt dit in de toekomst alleen nog maar beter. 

Opvallend is dat de overstap naar het voorgezet onderwijs volstrekt anders gebeurt. Is die stap niet nét zo groot en is het niet nét zo belangrijk dat ook dit soepel en informatief gebeurt?
Mijn oudste dochter Frederique gaat volgend jaar naar ‘de middelbare’. Haar dreumes-, peuter-, kleuter- en basisschooltijd heeft ze in hetzelfde schoolgebouw doorgebracht, aangevuld met gastouderopvang aan huis, kinderopvang en later buitenschoolse opvang. Een veilige, vertrouwde omgeving waarin diverse professionals een waardevolle bijdrage leverden aan haar ontwikkeling. Frederique voelde zich daar prettig bij en wij als ouders waren goed geïnformeerd.

Daar komt nu een eind aan. Alle voorzieningen, overdrachten en samenwerking zijn gereduceerd tot één schooladvies, dat wordt gecommuniceerd naar de school die we momenteel aan het selecteren zijn. Dat is best een ruwe overgang. Binnen de eerste educatiefase wordt er behoorlijk samengewerkt en de overstap naar de basisschool was dan ook probleemloos. Maar nu mijn dochter klaar is voor de tweede educatiefase is er slechts een beperkte overdracht, waar de kinderopvang helemaal niet bij betrokken is. Jammer, want ik denk dat de kinderopvang ook bij de keuze voor voortgezet onderwijs een enorme toegevoegde waarde kan bieden. 

Ik vraag me af: waarom praten we eigenlijk over een doorlopende (leer)lijn van nul tot dertien jaar en stoppen we daar? Waarom niet één lijn van nul tot achttien jaar?
Het lijkt zo logisch. Leerkrachten en bso-medewerkers kennen het kind en weten waar de uitdagingen liggen. Heeft het moeite met het zelfstandig maken van huiswerk of zijn er vakken waar extra aandacht voor nodig is? Of raakt het kind snel verveeld en veroorzaakt daardoor onrust in de groep? Een goede overdracht zou waardevol zijn, maar tot nog toe blijft dit liggen.

Sommige bso’s pakken het al op. Zij stoppen niet bij dertien jaar, maar blijven tieners begeleiden tijdens het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld met huiswerk- en examenbegeleiding. Deze bso’s gaan met oudere kinderen verder dan gezellig knutselen en een potje voetbal. Zij bereiden hen voor op hun verdere educatieve loopbaan met medezeggenschap en groeiende zelfstandigheid.

Is het tijd voor een baanbrekende vernieuwing: kinderopvang/educatie van nul tot achttien? Waarbij het kind de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen in eigen tempo en op eigen wijze, goed ondersteund door deskundige professionals. Een nul-tot-achttien benadering waarbij kinderen zich gelukkiger voelen en ouders meepraten. Is het tijd voor een totaal nieuwe aanpak met enorme kansen voor de kinderopvang? Ik hoor graag uw reacties. 

zondag 12 februari 2017

2017, het jaar van de antwoorden

De kinderopvang is altijd in beweging. Een vakgebied, waar de overheid regelmatig een nieuwe aanpak op loslaat en waar iedereen wel een mening over heeft. Niet gek, want de impact van kinderopvang is groot, realiseren we ons steeds meer dankzij onderzoek en ervaring. Professionals in de kinderopvang houden zich bezig met een waardevol en kwetsbaar goed: de ontwikkeling van het kind. 

2017 wordt een uitdaging, want er liggen veel vragen op tafel. De sector moet zich voorbereiden op nieuwe situaties. Minister Asscher is druk bezig met het verbeteren van kwaliteitsregels, het nieuwe toezicht, de directe financiering en de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Veel moet al in 2018 rond zijn. Tegelijkertijd heeft de VNG toegezegd dat gemeenten een voortrekkersrol gaan vervullen bij de vorming van integrale kindcentra. En de klap op de vuurpijl: de initiatiefnemers van project Kindcentra 2020 maken zich hard voor een toekomst, waarin elk kind in Nederland recht heeft op gratis opvangdagen en kinderopvang en basisschool nauw samenwerken.
 

Dat laatste heeft enorme impact. Momenteel maakt ongeveer een derde van de Nederlandse kinderen gebruik van opvangvoorzieningen. Dat worden straks dus mogelijk álle kinderen. Elk kind heeft dan kans op ontwikkelingsstimulering en een vroegtijdige signalering van een mogelijke voorsprong of achterstand. Daar word je als kinderopvangprofessional blij van, maar het maakt ook een lawine van vragen los. Want hoe bereid je je voor als organisatie? Wat ga je doen met al deze kinderen, of beter: vóór deze kinderen? Hoe richt je een integraal kindcentrum in? Is één fysieke locatie het beste of kan een ikc ook effectief zijn als lokale samenwerking met een goed communicatienetwerk?
 

Als ik vakmensen spreek, merk ik hun ‘spagaat’. Aan de ene kant zijn zij ervan overtuigd dat dit een positieve ontwikkeling is. Tegelijkertijd weten velen nog niet wat het nu precies betekent en hoe zij dit gaan invullen. ‘We bieden elk kind straks wat we nu de kinderen in de kinderopvang bieden’ is niet genoeg. Denk alleen al aan de variëteit aan doelgroepen en leeftijden en de uitdaging die elke groep vormt. Passend onderwijs heeft straks een direct gevolg voor de kinderopvang. Er zijn meer vragen dan antwoorden. 

Gelukkig werkt er een groot aantal mensen met vernieuwende ideeën in de branche. Specialisten die kinderen met een beperking of speciale zorgvraag willen helpen. Mensen die geloven in groen, gezondheid en beweging of die kinderen willen voorbereiden op democratisch burgerschap met het concept van ‘vreedzame kinderopvang/school’. Kortom, professionals die met het kind voor ogen nadenken, innoveren en bijsturen. 2017 wordt een jaar boordevol vragen, waarbij we samen naar antwoorden zoeken tijdens discussies, congressen en informele gesprekken. Als ondernemer in deze boeiende sector praat ik graag mee. Ik wens u een jaar boordevol ideeën en oplossingen.

vrijdag 16 december 2016

‘Ouderbetrokkenheid’ mag in de ban



Het woord ‘ouderbetrokkenheid’ mag van mij in de ban. ‘Ouderparticipatie’ mag ook van tafel. Ik zal u uitleggen waarom. In het verslag van een oudergesprek las ik: ‘Peter wil meer betrokken zijn bij de ontwikkeling van Valerie.’ Voordat ik het verslag tekende voor akkoord heb ik het woord ‘zijn’ demonstratief doorgestreept en vervangen door ‘worden’. Dat ik als ouder betrokken ben bij het welzijn van mijn dochter, staat buiten kijf. Ik wil daarom niet meer betrokken ‘zijn’, maar meer betrokken ‘worden’. Ik wil graag weten wat er gebeurt op school. Hoe ver is Valerie met schrijven? Als zij mij enthousiast haar tekst laat zien, dan wil ik weten wat ze momenteel oefent in de klas. Moet ik alleen maar trots reageren omdat ze al zo mooi kan schrijven? Of mag ik haar ook verbeteren en zeggen dat ‘hij vindt’ met ‘dt’ is? 
 
Als softwareontwikkelaar in de kinderopvang en basisonderwijs praat ik mee op het platform BOKS (www.boksvoorkinderen.nl). Hier overleggen ouders, buitenschoolse kinderopvang en basisscholen met elkaar over hoe je samen de ontwikkeling van het kind optimaal kunt begeleiden. Partijen zoals BOinK, Ouders & Onderwijs, Stichting voor werkende ouders, diverse kinderopvangorganisaties, maar ook wij als Quebble, gaan regelmatig om de tafel zitten om te kijken hoe je samen kunt zorgen dat de werelden thuis, school en bso één worden. We hebben het woord ‘ouderparticipatie’ afgeschaft en noemen dit ‘een prettige samenwerking’ in het belang van het kind.

Recent kwam een mooi voorbeeld op tafel. Een ouder besloot om de pedagogisch medewerker mee te nemen naar het tienminutengesprek op school. De bso-medewerker vond dat een leuk en nuttig experiment en hoewel het verbazing op school wekte, bleek het goed te werken. De tien minuten liepen uiteraard uit, want er was veel te praten. De ouder wilde weten of de ervaringen op school werden gedeeld door de bso-professional. Het gesprek was op gelijkwaardig niveau, de ouder kreeg beide meningen te horen. Een geslaagd experiment, maar tijdens het BOKS-overleg gaf de kinderopvangorganisatie nuchter aan: dit is natuurlijk ontzettend moeilijk te organiseren op grote schaal. Een bso-medewerker ziet misschien veertig kinderen in een week, je kan niet verwachten dat hij of zij elk halfjaar al die gesprekken doet. Die uren moeten dan ook worden betaald. Je kunt hiervoor slimmere (digitale) communi- catiemiddelen inzetten, maar los daarvan geeft dit perfect aan wat er nodig is. We moeten niet langer zeggen dat we ‘ouderparticipatie’ of ‘ouderbetrokkenheid’ stimu- leren. Alsof we ouders moeten overtuigen om mee te doen op school/bso. Ouders zijn al betrokken bij hun kind. Zeg liever: we gaan het samen doen. Laten we toewerken naar een continue, prettige samenwerking tussen ouders, kinderopvang en on- derwijs. Dan zijn we allemaal bij elkaar, en nog belangrijker, bij het kind betrokken.

vrijdag 14 oktober 2016

De frustratie van een vader



Als vader van drie prachtige dochters, Florentine (7), Valerie (9) en Frederique (11) had ik overal op gerekend. De eindeloze luierstroom, het drama van doorkomende tand- jes, nachten doorwaken met een troosteloos huilende dochter op mijn vermoeide arm. Het meeste daarvan is uitgekomen en nee, het went niet.
Wat ik niet verwachtte was hoe veel professionals zich met mijn kinderen zouden gaan bezighouden. En de communicatiestroom, zeg maar gerust communicatie- lawine, die dat met zich meebrengt. Mijn jonge dochters hebben een indrukwekkend netwerk om zich heen. School, bso, logopedist, orthodontist, pianoles, dansles, zwemles, zelfverdediging en dan nog het hele sociale circuit. Een leger aan professio- nals, die allemaal het beste voor hebben met mijn meiden en mij bestoken met e-mail, papieren post, telefoontjes, voicemails en app-berichten. Een bso-nieuwsbrief, een schoolagenda met studiedagen, jaarfeesten en klassenpresentaties, examens zelf- verdediging, huiswerk van pianoles, dansoptredens, de Facebook-pagina’s van alle verenigingen, e-mail van klassenouders en drie Whatsapp groepen van ouders voor allerlei gezellige dingen. Het regent de hele dag vanuit alle hoeken snippers informatie. Om horendol van te worden. 

Quebble.com
Uit die frustratie is Quebble.com geboren. Ik ben niet voor niets ICT’er; ik besloot een veilige plek te creëren, makkelijk op je smartphone bereikbaar, waar alle professionals samenkomen. Waar ik als ouder kan inloggen om een schoolrapport of een observa- tie van de kinderopvang te lezen, een ruildag bso te regelen en de foto’s van de dans- les te bekijken. Als mijn jongste ‘s avonds afgeknoedeld op de bank tegen me aan hangt, hoef ik niet meer te vragen ‘was het leuk vandaag op school, wat heb je alle- maal gedaan’, want ik ben al op de hoogte. Quebble is een platform waarop ik zelf een gesprek kan beginnen met de orthodontist en de logopedist over de beste aan- pak van Frederique’s kaak. Zo kan ik samen met al die professionals de ontwikkeling van mijn kinderen volgen.

Betrokken
Als bso-klant, maar ook als ondernemer in de kinderopvang, merk ik dat kinderop- vangorganisaties zich net zo betrokken voelen bij het welzijn van mijn dochters als ik. Zowel pedagogisch medewerkers als managers, maar ook alle andere opvoeders, willen dat mijn kinderen zich optimaal ontwikkelen. Dat is een goed gevoel, maar de communicatiestructuur ontbreekt nog. We praten onderling niet met elkaar. Daarover wil ik met u de dialoog aangaan, als vakgenoot, maar vooral ook als vader. Hoe kun- nen we een communicatiestructuur bieden, waarbij alle betrokkenen van elkaar leren en ouders en professionals een beter beeld krijgen van de ontwikkeling van het kind? Onderzoek bewijst immers hoe goed het voor een kind is als we allemaal met elkaar praten. En dat is waar het om draait; het belang van het kind